Standpunt van Stichting Werkgroep Herkenning
T.a.v. openbaarmaking en digitalisering van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
Het bestuur van de Stichting Werkgroep Herkenning heeft zich beraden op haar standpunt over de openbaarmaking en digitalisering van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging.
Het archief waarin de processtukken en andere informatie over de verdachten van collaboratie in de Tweede Wereldoorlog zijn bewaard zal op 1 januari 2025 worden openbaargemaakt. Gedurende de jaren 2025 en 2026 zullen alle 485.000 dossiers, bestaande uit 30 miljoen documenten worden gedigitaliseerd en online geplaatst. Vooral het online toegankelijk maken heeft de gemoederen in onze kring sterk beroerd. Het bestuur heeft gemeend er goed aan te doen een duidelijk standpunt in te nemen over beide voornemens van het Nationaal Archief, zeker nu ook het Ethisch beraad waarin wij deelnemen een advies heeft uitgebracht over de wijze waarop dit zal plaatsvinden.
De juridische basis van de openbaarmaking is een besluit van de minister van Justitie uit 1995, herzien in 2000. Dat besluit heeft een wettelijke basis en is onomkeerbaar. Deze openbaarheid dient ertoe het handelen van de overheid gedurende de bijzondere rechtspleging te kunnen beoordelen en controleerbaar te maken voor de burgers. Dat staat de samenleving toe inzicht te krijgen in de wijze waarop de afrekening met de verdachten van collaboratie heeft plaatsgevonden. De Stichting Werkgroep Herkenning heeft geen bezwaar tegen openbaarheid op zichzelf. Integendeel, wij delen als nabestaanden het recht op en het belang van openbare controle en evalueerbaarheid van het handelen van de Nederlandse overheid in deze pijnlijke fase van de geschiedenis.
De digitalisering en het online toegankelijk maken van het gehele CABR-archief is niet wettelijk vereist, maar vloeit voort uit de behoefte dit gehele archief doorzoekbaar te maken voor burgers en ook onderzoekers. Dit digitaliseren en online aanbieden van het gehele archief is een initiatief van het Consortium Oorlog voor de Rechter waar het Nationaal Archief en onderzoeksinstellingen deel van uit maken.
De Stichting Werkgroep Herkenning deelt de behoefte aan het toegankelijk maken van de dossiers, maar stelt daarbij een aantal voorwaarden aan de bescherming van privégegevens van de personen die in deze dossiers als verdachten voorkomen. Dit in verband met de mogelijke risico’s voor de nabestaanden. Op deze aspecten willen we hieronder verder ingaan.
De voordelen van een gedigitaliseerd archief zijn kort samengevat:
-
de overheid dient ook, en juist bij de ‘allerergste’ historische gebeurtenissen, gecontroleerd kunnen worden door burgers, onderzoekers en pers;
-
de overheid heeft zichzelf terecht daartoe verplicht;
-
digitalisering is onvermijdelijk om het gehele archief doorzoekbaar te maken;
-
nabestaanden van de bij Bijzondere Rechtspleging betrokken personen, maar ook de nabestaanden van slachtoffers hebben daar alle belang bij;
-
misstanden in de Bijzondere Rechtspleging kunnen anders niet onderzocht worden.
Het bestuur van Stichting Werkgroep Herkenning is van mening dat dit project zo zorgvuldig, eerlijk en helder mogelijk moet zijn. Tegelijk vinden wij het ook van het grootste belang dat er toegankelijke procedures moeten komen voor nabestaanden die zich ernstig en onevenredig benadeeld voelen door de online beschikbaarstelling. Deze criteria zijn door ons ingebracht in het inmiddels ingestelde Ethisch Beraad waarin ook andere vertegenwoordigers van nabestaanden van oorlogsgetroffenen, zoals Joodse- en verzetsorganisaties deelnemen.
Om de risico’s op misbruik van gegevens uit het archief te beperken, hebben wij in dit beraad voorstellen gedaan zoals: een additionele risicotoets op het online beschikbaar maken van dossiergegevens; een procedure voor schrijnende gevallen; een gefaseerde invoering van de online beschikbaarheid gedurende de komende twee jaar zodat er nog ervaringen kunnen worden opgedaan en verbeteringen worden aangebracht; het instellen van een laagdrempelige informatiedesk waar burgers terecht kunnen met inhoudelijke vragen maar ook adequate informatie kunnen ontvangen over hulpverlening bij mogelijke psychosociale problemen. Over het voorstel tot gefaseerde invoering van online beschikbaarheid heeft het Ethisch Beraad zich nog niet kunnen uitspreken.
Daarnaast wordt door het Nationaal Archief en het Consortium alles in het werk gesteld om het maatschappelijk klimaat zo te beïnvloeden dat kwaadwilligen worden ontmoedigd en als ze toch hun gram willen halen door de samenleving zullen worden genegeerd. In het Ethisch beraad vinden wij gehoor voor onze inbreng en wordt getracht zoveel mogelijk rekening te houden met de wensen van de verschillende groepen nabestaanden. Op deze manier kan een goed gedocumenteerde terugblik mogelijk worden gemaakt door alle nabestaanden op een nauwelijks voorstelbare, maar niet uit te wissen periode in de Nederlandse geschiedenis. Een periode waarin ‘het recht’ buitenwerking was geplaatst en genocide op grote schaal kon plaatsvinden.
De antwoorden op de vraag, waarom onze ouders of familieleden, bereid waren of alleen maar verdacht werden van medewerking verlenen of het leveren van hand of spandiensten aan de bezetter, kunnen en willen we niet uit weg gaan. We kunnen deze informatie in belangrijke mate terugvinden in het CABR-archief. Wij zien het als een opdracht voor de Stichting Werkgroep Herkenning om aan dit project mee te werken, ervan te leren en dit over te dragen aan volgende generaties. Het belemmeren daarvan zou getuigen van kortzichtigheid en ons als nabestaanden bovendien in een kwaad daglicht plaatsen.
Het is hoog tijd hierover in de samenleving met openheid en zonder verwijten aan nabestaanden met elkaar in gesprek te gaan. Wij zijn deel van deze samenleving, ook in onze levens heeft het zwijgen grote en voornamelijk kwalijke gevolgen gehad. Laten we het zwijgen achter ons laten en leren van het verleden. Alleen dan is het mogelijk om met elkaar, ongeacht welke familieachtergrond, op een respectvolle wijze in dialoog te gaan.
Het bestuur van de Stichting Werkgroep Herkenning
Jeroen Saris, voorzitter
24 april 2024