Verschillende leeftijdsgroepen, verschillende ervaringen
De meeste lotgenoten die vóór de oorlog geboren zijn, hebben een gezin gesticht of hebben een partner gevonden. Zij hebben een beroep of baan gekozen. De maatschappelijke ontwikkelingen staan bij velen niet in het centrum van de aandacht. Een aantal studeert in de avonduren om een leerachterstand in te lopen en een beroep te kunnen kiezen dat overeenstemt met de eigen capaciteit. Zoals Tine en Els die op deze manier hun diploma voor maatschappelijk werkster verwerven en in hun nieuwe beroep veel voldoening vinden.
De lotgenoten die aan het eind van de oorlog geboren zijn, zijn bezig studies af te ronden en een gezin te stichten. De naoorlogse generatie, vooral zij die na 1950 geboren zijn, woont vaak nog thuis en zit midden in de turbulentie van de puberteit. Zij ondervinden meer invloed van de maatschappelijke situatie dan lotgenoten die ouder zijn.
Voor lotgenoten en zeker voor de kleinkinderen die in de jaren zestig geboren zijn, is dit de periode waarin zij volwassen worden en het hoofd moeten bieden aan de problemen die dat proces met zich mee brengt. Het verleden dient zich echter vaak problematisch aan in een overgangssituatie als huwelijk, kinderen krijgen, of in de noodzaak een nieuwe baan te moeten zoeken.
De oorlog opnieuw in de belangstelling
In de jaren zestig ontstaat er een hernieuwde aandacht voor de oorlog, o.a. door het proces Eichmann, de televisieserie van Lou de Jong en het boek ‘Ondergang’ van Jacques Presser. De naoorlogse generatie gaat de begrippen goed en fout uit de oorlog hanteren bij de polarisatie tussen linkse en rechtse politieke groeperingen.
De oorlog komt niet op grotere afstand, maar wordt integendeel geactualiseerd. Goed en fout, maar ook collaborateur worden termen die te pas en te onpas gebruikt worden. Voor de kinderen van degenen die de kant van de bezetter kozen, neemt de spanning over het familiegeheim of de stigmatisering door de omgeving niet af. Lotgenoten moesten altijd al over het verleden zwijgen, om zo te vermijden dat anderen zich van hen zouden distantiëren. Nu moeten zij ook meer op hun hoede zijn voor hun eigen generatiegenoten.
De feiten over de Holocaust komen nu pas duidelijk in de publiciteit. Lotgenoten kunnen zich vertwijfeld gaan afvragen, wat hun ouders of grootouders van de Jodenvervolging wisten en of zij daar zelf aan hebben deelgenomen. Als zij het wisten en daar geen gewetensnood over kregen, dan vragen hun kinderen zich soms af, of zij daarmee misschien erfelijk belast zijn.
Hoewel er steeds meer publicaties over de oorlog komen waarin vragen worden gesteld met de strekking ‘hoe heeft het zover kunnen komen?’ blijft een serieuze verdieping in de achtergronden en motieven voor collaboratie achterwege.
Een aantal lotgenoten schrijft op hogescholen of universiteiten scripties over de lotgevallen van NSB-kinderen en hun ervaringen, maar ondervinden daarbij toch steeds (enige vorm van) weerstand. Aandacht voor de ‘andere kant’ is op zich al verdacht en zeker als een kind van … daar de aandacht voor vraagt. De affaire Aantjes, enkele jaren ervoor aan het licht gebracht door Dr. L. de Jong, maakt pijnlijk duidelijk hoe er politiek en publiekelijk nog steeds over foute Nederlanders wordt gedacht.
Ook op de middelbare scholen is (weer) veel aandacht voor de Tweede Wereldoorlog. De na de oorlog geboren lotgenoten komen op een vergelijkbare manier knel te zitten als de ouderen in hun tijd. Velen trekken zich terug zoals de oudere lotgenoten deden, anderen kiezen voor linkse activiteiten.
Over oorlogsgetroffenen en hun kinderen verschijnen steeds meer publicaties. Lotgenoten die zich met het verleden gaan bezig houden, ontdekken overeenkomsten tussen hun eigen ervaringen en die van die anderen. Vaak durven zij zichzelf echter geen oorlogsgetroffene te noemen, de anderen zijn de goede oorlogsgetroffenen, zij niet.
Generatieconflict
Het generatieconflict van de jaren zestig laat de gezinnen van lotgenoten niet onberoerd. Jongeren gaan van de ouderen verantwoording vragen over hun daden. Ouders die de Duitsers tijdens de oorlog gesteund hebben, willen vaak niet over hun keuze spreken of trachten uit te leggen waarom zij deze hebben gemaakt. Voor de jongeren is hun uitleg vaak niet voldoende, zij tonen weinig begrip. Zij groeien op in een totaal andere maatschappelijke werkelijkheid dan hun ouders en kunnen zich moeilijk in de omstandigheden van voor de oorlog verplaatsen.
Alle autoriteiten worden ter discussie gesteld, terwijl de Nederlanders altijd gekenmerkt geweest zijn door hun gehoorzaamheid aan het gezag. De ouders worden in de verdediging gedrukt en doen er voortaan het zwijgen toe. Verbitterde verhoudingen zijn het gevolg. Soms wordt het contact tussen ouders en hun kinderen verbroken.
Jongeren hebben doorgaans de behoefte om zich tegen de ouders af te zetten, in elk geval om zich van hen te onderscheiden. In gezinnen van collaborateurs kan dat betekenen, dat de kinderen kiezen voor een linkse politieke partij. Zij doen dit vaak op dezelfde fanatieke manier als hun ouders in hun tijd kozen voor de rechtse partijen. Dit wordt door de ouders wél, maar door de kinderen vaak niet gezien. Soms is er bij de kinderen echter een duidelijk besef aanwezig, dat de rechtse politiek gefaald heeft en wordt de keuze voor links heel bewust gemaakt.
Het is bovendien een maatschappelijke trend om zich als links te manifesteren. Sommigen doen gedreven mee aan linkse activiteiten, en compromitteren zich door hun blindheid voor de fouten van links en hun vergoelijking van dat wat in de landen achter het IJzeren Gordijn gebeurt.
De tegenstellingen in de NSB-gezinnen nemen toe. De ouders zien in het voortduren van de Koude Oorlog een bevestiging van hun gelijk: Hitler vocht immers tegen het communisme. Dat hun kinderen de tekortkomingen van links niet zien, is hun een raadsel.
Terughoudendheid
Veel (oudere) lotgenoten gaan in het nieuwe idealisme niet mee. Niet alleen vanwege de aandacht die gezin en werk vergen, maar ook uit angst voor politieke activiteit, van welke signatuur dan ook. De familiegeschiedenis laat immers zien wat voor gevolgen een (verkeerde) politieke keuze kan hebben. Daarmee vervreemden zij van de dominante cultuur. Zij begrijpen niet dat anderen zo hun nek willen uitsteken en vinden elke fanatisme naïef.
De turbulente ontwikkelingen van deze jaren die eerst alleen in de grote steden hun invloed laten gelden, hebben aan het eind van deze periode ook het platteland bereikt.
Geheimhouding van het verleden blijkt nog steeds, zelfs nog meer nodig te zijn. Het zwijgen duurt voor de oudere lotgenoten al zolang, dat zij psychosomatische klachten ontwikkelen. Vluchten in werk of overmatig roken en drinken of gebruik van kalmerende middelen is vaak de enige manier om de spanningen de baas te blijven.
Door de toenemende welvaart biedt ook de wereld van het amusement (rock’n roll) een uitlaatklep. Consumentisme en de vrijere opvattingen over seksualiteit bieden ook mogelijkheden om het beladen verleden te verdringen.
Welvaart: meer kansen, meer ruimte
De welvaart waartoe in deze periode ook de lagere sociale klassen toegang krijgen, betekent voor de gezinnen van de collaborateurs dat zij eindelijk ook het armoedepijl van de eerste naoorlogse jaren te boven komen. Soms kan de status die het gezin voor de oorlog had, opnieuw bereikt worden. De ruimere financiële armslag maakt het ook mogelijk dat de kinderen doorstuderen. De verruiming van het beurzenstelsel biedt eveneens de helpende hand.
De lotgenoten die een studie kunnen volgen op hun niveau krijgen hierdoor een voorsprong op de ouderen, die hun studiekansen beperkt zagen door de financiële nood na de oorlog. Lotgenoten worden vaak door de ouders gestimuleerd om hun kansen te grijpen. Deze zien hier misschien ook een mogelijkheid in om via hun kinderen in hun sociale status ‘gerehabiliteerd’ te worden.
De welvaart brengt ook ‘de wereld’ dichterbij. Door de televisie, de grotere beschikbaarheid van tijdschriften, kranten en boeken, maar ook door buitenlandse reizen, kunnen Nederlanders kennis maken met andere volken, culturen en gewoonten. Het blikveld kan verruimd worden, zodat de eigen omstandigheden gerelativeerd kunnen worden. Dit wordt niet door iedereen gedaan.
Mede door de speciale omstandigheden in de gezinnen waarin zij opgroeiden, waren lotgenoten zich al veel langer bewust van het feit, dat aan een zaak meerdere kanten zitten: zij kennen een andere oorlog dan de rest van de Nederlanders. Discriminatie van kinderen van ‘foute’ ouders blijft voorkomen. Els vertelt, dat ouders hun kinderen geen lid lieten worden van een jeugdclub die zij leidde of hun kinderen er af haalden, omdat zij ze niet wilden toevertrouwen aan ‘een NSB-er’.
Reizen naar het buitenland wordt voor de meeste gezinnen van lotgenoten nu weer mogelijk, niet alleen financieel, maar ook doordat de Nederlandse nationaliteit aan de meeste ex-NSB’ers wordt teruggegeven waardoor een paspoort kan worden aangevraagd. In het buitenland zijn betekent voor velen een verademing, want daar ‘weet men ‘het’ niet’. Lucia vertelt dat haar ouders niet naar de Oostbloklanden of Griekenland durfden of wilden gaan, omdat daar uitgesproken linkse regimes aan de macht waren.