De zes belangrijke punten van Coen Blom
‘IK BEN NU GOEDE VRIENDEN MET DAT BANGE JONGETJE’
Een vraaggesprek met Coen Blom over zijn zes belangrijkste punten, Coen is jarenlang lid van het bestuur van Herkenning geweest. In het interview vertelt hij welke inzichten hij heeft verworven en welke lessen hij heeft geleerd in de loop der jaren in zijn praktijk als psychiater en in zijn leven als kind van een vader die de bezetter steunde.
Eerste les:
Zorg na een rottijd dat je het beter krijgt
De oorlog zit in zijn persoonlijkheid, zegt hij, omdat hij als klein kind, geboren in 1942 naar Duitsland moest vluchten, trein in, trein uit, (al zindelijk met negen maanden, volgens zijn trotse moeder, maar het is niet gezond) en vol angst, die hij nooit is kwijtgeraakt. De armoede na de oorlog was nijpend, iedereen in hun omgeving wist van de politieke keuze van zijn vader, ze leefden in een isolement vanuit de duidelijke visie: je moet jezelf niet kenbaar maken. In de relatie met zijn vader na diens thuiskomst uit het interneringskamp ontbrak het echte contact. Coen was een zachtaardig jongetje en zijn vader wilde dat hij flink was. Op belangrijke momenten, zoals een feestje ter gelegenheid van het feit dat Coen een van de tien beste leerlingen van de Nederlandse middelbare scholen was, was vader afwezig.
Toen zijn moeder stierf heeft hij met hem gebroken; hij woonde toen overigens al in Zuid-Afrika waar ze volgens hem de dingen deden ‘zoals het hoorde’. De narigheid van zijn jeugd heeft hem ook positieve dingen opgeleverd, zoals zelfredzaamheid en overlevingsdrang. Zijn cliënten heeft hij ook altijd voorgehouden niet stil te blijven staan bij wat hen aan narigheid is overkomen, maar actief te zoeken naar verbetering. Het bange jongetje dat hij als kind was, is er nog wel, zegt Coen, maar hij ‘is er nu goede vrienden’ mee.
Tweede les:
Laat je niet ontkennen
‘Kinderen van “foute” ouders mochten er niet zijn. Ik heb het overal meegemaakt, tot op de dag van vandaag. Er zijn in de kampen voor foute Nederlanders na de oorlog ook vreselijke, rechteloze dingen gebeurd, tot en met het verdrinken van baby’s. Maar dat moest verzwegen.’
Hij vertelt dat hij eens spreektijd kreeg bij een organisatie van oorlogsgetroffenen, uiteraard wel met begeleiding van iemand uit het verzet.
Na afloop hoorde hij dat men bezwaar had gemaakt tegen zijn zwarte overhemd. Een gewoon zwart overhemd! Een bekend psychiater wilde nadien geen contact meer met hem. Hij heeft daartegen geprotesteerd, had wel met een spandoek bij het ministerie willen gaan staan. Maar anderen waren bang om ophef te maken. Hij heeft in elk geval van zich laten horen: ‘of jullie het nu leuk vinden of niet, wij zijn er ook.’
Derde les:
Wantrouw heftige emoties
Toen Coen de vrouw ontmoette waarmee hij op jonge leeftijd trouwde, had hij een heel heftig gevoel naar haar. Toen hij later toch van haar ging scheiden, besefte hij dat die emotie niet voor haar was geweest, maar een projectie was.
Hij had dat ook naar andere vrouwen die hij toen, jaren zestig, de heftige jaren van alles moet- kunnen, in Amsterdam ontmoette. Een projectie is een emotie die door vroegere ervaringen gevormd wordt, een herbeleving van iets dat vroeger is beleefd. Mensen denken dan dat die heftige emotie te maken heeft met wat er nu speelt, maar dat is dan vaak niet zo. ‘Hoe heftiger de emotie, hoe groter de kans dat het gaat om een herbeleving die zich voegt bij het heden.’ Eigenlijk ben je dan de gevangene van je emoties. Emoties moet je kunnen relativeren. Sommige emoties zijn heel adequaat, andere komen en gaan. In herbelevingen blijf je hangen, je blijft het pijnlijke verleden herhalen. Als je met het idee ‘ik wordt altijd verlaten’ een nieuwe relatie aangaat, dan zal dat ook zeker gebeuren.
Het is wel jammer dat hij door de scheiding ook het directe contact met zijn schoonfamilie verloor. Zijn schoonvader had hem heel goed ontvangen: ‘Die jongen kan ook niks doen aan wat zijn eigen vader deed’. Dat was zo nog nooit tegen hem gezegd. Die schoonvader deed ook dingen met hem die zijn eigen vader nooit had gedaan, samen op stap, samen dingen doen. De scheiding is ondanks de goede voornemens niet vlekkeloos verlopen, als vader heeft hij het ook niet altijd even goed gedaan. Maar je kunt later toch nog dingen rechtzetten. Hij maakt voor zijn kleinkinderen tijd, hij is aanwezig.
Vierde les:
Pas je niet aan omdat de ander zich dan beter voelt
In zijn huidige huwelijk is de basis dat de een de ander niet claimt. Er is geen noodzaak om van de ander bevestiging te krijgen – zoals dat bij de vrouwen die hij voor die tijd kende vaak wel het geval was. Hij en zijn vrouw stappen
niet in een moeder- of vaderrol. Als er onenigheid is, kijken ‘we eerst naar wat
ons dwarszit, de ander hoeft ons niet te vervullen.’
Vijfde les:
Bewegen is goed voor je
Coen heeft naast zijn studie en zijn werk altijd een uitlaatklep gevonden in sport: roeien, wandelen, zwemmen. Hij heeft zijn cliënten ook vaak aangeraden om te bewegen. Een vrouw die in een depressie kwam toen haar laatste kind de deur uitging, raadde hij aan te gaan wandelen, naast een (onschuldig) medicijn. De depressie verdween. Het was een truc, maar werkte, daar is niets mis mee. Als je niet meer menselijk met elkaar kunt omgaan, maar waarheid alleen is datgene wat bewezen kan worden, dan ‘verlies je een belangrijke hefboom om mensen te helpen.’
Zesde les:
Wees aanwezig
Hij heeft geleerd dat ten volste aanwezig zijn nodig is om de ander optimaal te kunnen zien. Hij laat zich tegenwoordig in de gesprekken met zijn cliënten minder afleiden en wijst ook veel minder dingen af. Het bange jongetje in zichzelf, de ongelukkige man na zijn scheiding, die zijn er gewoon nog, daar heeft hij compassie mee. Hoe minder je in jezelf afwijst, hoe minder dingen je ook in een ander zult afwijzen, is zijn mening. Het volledige contact is het geheim van een goede behandeling. In dat opzicht is hij er alleen maar op vooruitgegaan. Zijn lichaam van tien jaar geleden, zonder de rugpijn, zou hij wel graag terug willen hebben, maar voor de rest is het voor hem met het klimmen van de jaren alleen maar beter geworden.