De periode 1980 – 2002

Verschillende leeftijdsgroepen, verschillende ervaringen
De meeste lotgenoten die vóór de oorlog geboren zijn, hebben een gezin gesticht of hebben een partner gevonden. Zij hebben een beroep of baan gekozen. De maatschappelijke ontwikkelingen staan bij velen niet in het centrum van de aandacht. Een aantal studeert in de avonduren om een leerachterstand in te lopen en een beroep te kunnen kiezen dat overeenstemt met de eigen capaciteit. Zoals Tine en Els die op deze manier hun diploma voor maatschappelijk werkster verwerven en in hun nieuwe beroep veel voldoening vinden.

De lotgenoten die aan het eind van de oorlog geboren zijn, zijn bezig studies af te ronden en een gezin te stichten. De naoorlogse generatie, vooral zij die na 1950 geboren zijn, woont vaak nog thuis en zit midden in de turbulentie van de puberteit. Zij ondervinden meer invloed van de maatschappelijke situatie dan lotgenoten die ouder zijn.

Voor lotgenoten en zeker voor de kleinkinderen die in de jaren zestig geboren zijn, is dit de periode waarin zij volwassen worden en het hoofd moeten bieden aan de problemen die dat proces met zich mee brengt. Het verleden dient zich echter vaak problematisch aan in een overgangssituatie als huwelijk, kinderen krijgen, of in de noodzaak een nieuwe baan te moeten zoeken.

Kenmerken van het tijdvak die de emancipatie bevorderden
De trend van de voorgaande periode naar individualisering, zelfontplooiing en zelfverwerkelijking toe zet zich nu door. Daardoor komt er meer ruimte om mensen als individu te beschouwen en niet als behorend bij een bepaalde groep. Voor lotgenoten houdt dat in, dat er meer mensen het onderscheid leren maken tussen enerzijds degenen die zelf voor collaboratie met de bezetters kozen en anderzijds hun kinderen.

De begrippen goed en fout die vanaf de oorlog de toon hebben gezet in de publieke discussie, verdwijnen nog niet van het toneel, maar er komen steeds meer mensen die niet meer in die termen (willen) denken. Door de hardnekkigheid waarmee anderen aan de begrippen goed en fout blijven vasthouden of door het besef dat dit denken diep in de samenleving geworteld is, behoudt het wel relevantie. Toch komt er nu ruimte voor de kinderen van ‘foute’ ouders.

Door het initiatief van o.a. ds. A. Klamer en drs. M. Montessori wordt in 1981 de werkgroep Herkenning opgericht. Zij bepleiten voor de kinderen van ‘foute’ ouders dezelfde publieke en maatschappelijke behandeling als voor andere groepen oorlogsgetroffenen en hun kinderen.

Zij ondervinden wel weerstand, maar zelfhulpgroepen zijn door de emancipatie van bijvoorbeeld vrouwen, homoseksuelen, niet-blanke mensen e.d. geaccepteerde verschijnselen geworden. Iedere specifieke achtergrond wordt langzamerhand bespreekbaar en de weerstand tegen Herkenning neemt in de loop der jaren af, al blijft die in bepaalde kringen onverminderd heftig.

Door de media wordt nu ook regelmatig over de wederwaardigheden van lotgenoten bericht, de problematiek krijgt meer bekendheid. Lotgenoten komen vaak nu pas tot het besef hoezeer hun leven door de oorlogservaringen en wat zij daarna te verwerken hebben gekregen beïnvloed is. Een aantal meldt zich voor activiteiten van Herkenning.

Deelname aan activiteiten van Herkenning
Lotgenoten staan, bewust of onbewust, voor de beslissing ‘er iets aan te gaan doen, of juist niet’. Degenen die weekends of groepen bezoeken, zijn vaak de enige binnen hun familie. Els zegt daarover: ‘Ook ik ben de enige in de familie “die er wat aan en mee is gaan doen”. Het heeft me veel gekost en kost me nog steeds veel om te accepteren dat mijn broers en zussen daarin een andere keuze maken. Uit ervaring weet ik nu hoe goed een persoonlijk bevrijdingsproces doet en ik zou dat hun ook gunnen.’

Veel lotgenoten beperken hun openlijke activiteiten om rekening te houden met hun familie of hun echtgenoot. Een ouder die niet voor het nationaalsocialisme heeft gekozen, maar wel alle gevolgen van de politieke keuze van zijn/haar partner heeft moeten meemaken, heeft er, naar hun gevoel, recht op, om voor verdere uitstoting en vernedering gespaard te worden. Dat houdt bijvoorbeeld in, dat er onder pseudoniem wordt gepubliceerd of dat er wel aan radio- maar niet aan tv-programma’s wordt meegewerkt.

Vaak houden lotgenoten er ook rekening mee dat zij door hun activiteiten niet de economische belangen van partner of familielid met een eigen bedrijf schaden.

Verschuivingen in het historisch beeld van de oorlog
In deze periode neemt de aandacht voor de holocaust eerder toe dan af. Er verschijnen steeds weer publicaties en soms lijkt het wel of de hele Tweede Wereldoorlog teruggebracht wordt tot de holocaust.

Kinderen van collaborateurs kunnen hierdoor opgezadeld worden met diepe schuldgevoelens. Ook schamen velen zich over de keuze van de ouders en hun blindheid voor de gevolgen van hun politieke ideaal.

Uit onderzoeken en daarover gepubliceerde boeken gaat het beeld van de ‘goede’ Nederlander, waartoe het overgrote deel van het volk zou behoren, wankelen. De rol van instanties en groepen wordt kritisch belicht, de meelopers en omstanders komen in beeld, zeker als het gaat om de Jodenvervolging. NSB’ers gelden misschien nog wel als de grootste ‘daders’, zij zijn niet meer de enigen. Daardoor krijgen hun kinderen meer lucht. De schuld van hun ouders die sommigen loodzwaar op de schouders drukte, kan enigszins gerelativeerd en in de juiste proporties gezien worden.

In deze periode verschijnt een tiental autobiografieën van lotgenoten. In het geval van bijvoorbeeld Sytze van der Zee, de bekende journalist, wordt er door de media veel aandacht aan besteed.

Er is een stroom van reacties. Het boek ‘Grijs verleden’ van Chris van der Heijden, waarin aandacht wordt besteed aan de overgrote meerderheid van de Nederlanders die zich in het grijze gebied tussen goed en fout (verzet en collaboratie) bevonden, roept verontwaardiging op, maar krijgt ook bijval.

De polarisatie tussen links en rechts zoals die in de jaren ’60 en ’70 is aangezet neemt na de val van de Muur in 1989 af en de daarmee door de Nederlandse politieke groeperingen verbonden begrippen goed en fout verliezen een deel van hun relevantie. Voor veel Nederlanders blijven ze echter hun verleidelijke bruikbaarheid behouden.

In de geschiedschrijving is er nu meer ruimte om autoritaire systemen met elkaar te vergelijken en het falen van zowel linkse als rechtse ideologie aan de orde te stellen. Voor sommige kinderen van ‘foute’ ouders komt bevestiging van wat zij over de Oost-Europese dictaturen vermoedden, n.l. de onvrijheid, de dictatuur van geheime diensten, wat door de dominante stromingen in de Nederlandse maatschappij vaak werd gebagatelliseerd of zelfs ontkend.

Het is voor velen van hen teleurstellend te moeten ervaren, dat van degenen die het communisme steunden door de samenleving geen verantwoording wordt gevraagd, terwijl de foute keuze van de collaborateurs nog steeds door veel Nederlanders verwijtbaar en laakbaar wordt geacht.

Contacten met andere kinderen van de oorlog
Kinderen van ‘foute’ ouders herkennen in de verhalen van andere kinderen van de oorlog veel van wat in hun eigen leven speelt. Door bijvoorbeeld de organisatie KOMBI, opgericht in 1990 voor kinderen van de oorlog van welke achtergrond dan ook, wordt steeds duidelijker hoeveel overeenkomsten er ook in de problematiek zijn. Iets waarvan de psycholoog Montessori al in 1980 overtuigd was en wat hij in lezingen en publicaties ook steeds heeft onderstreept. Hierdoor kan ook steeds duidelijker ruimte komen voor de kinderen van ‘foute’ ouders, omdat zij gelijk gesteld worden aan andere kinderen van de oorlog. Die erkenning is echter nog niet altijd vanzelfsprekend en vergt met regelmaat strijd.


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch