Ines Hopfer – Geraubte Identität – Geroofde Poolse kinderen
Auteur: Ines Hopfer – GERAUBTE IDENTITÄT / GEROOFDE POOLSE KINDEREN
Uitg. Böhlau Verlag, Wien 2010.
Uitgave: januari 2010
Pagina’s: 304
ISBN 978 320 578 4623
Janusz mankeert niks als zijn moeder het bevel krijgt om zich met haar zoon bij een Duitse dokter in haar woonplaats Lodz te melden. Het is juli 1943 en de Duitsers hebben dit deel van Polen al bijna vier jaar lang bezet en Janusz’ moeder verbaast zich erover dat de Duitsers zich nu ineens om haar kind bekommeren! De dokter meet de afstand tussen Janusz; ogen, de breedte van zijn neus en de vorm van zijn schedel en vult de gegevens in op een kaart, genummerd 411. Vervolgens neemt hij drie foto’s van het kind: en profile, van voren en van achteren.
Janusz herinnert zich het onderzoek bijna 70 jaar later nog zeer goed en vooral die ene zin, die hij indertijd niet begreep en toen als een gunstig oordeel interpreteerde: ‘Je kon wel Arisch zijn’. Die zin zette echter zijn hele leven op z’n kop. Want enige tijd later kreeg zijn moeder het bevel Janusz naar een kindertehuis te brengen. Ze volgde het op en Janusz herinnert zich hoe hij haar weg zag lopen en weken lang hoopte dat ze terug zou komen om hem mee naar huis te nemen. Dat gebeurde niet. Hij en andere Poolse kinderen uit dat tehuis werden naar Duitsland vervoerd, waar ze in Duitse adoptiegezinnen werden ondergebracht. Voortaan heette hij Johann Buchner.
Intelligent, blond haar en blauwe ogen: deze eigenschappen bepaalden het lot van enkele duizenden Poolse kinderen die uit hun land werden weggehaald om in Duitsland en Oostenrijk als ‘Arische’ kinderen te worden groot gebracht.
De verhalen van Janusz, van Barbara Paciorkiewicz, Gajzler, Alicia Raczynska en vele anderen worden door Ines Hopfer verteld in haar boek ‘Geraubte identität’. De rassenleer was een van de uitgangspunten voor de politieke ideeën van de Nazi’s. Een zeer speciale vorm voor het beschermen en vergroten van het ‘Arische’ aandeel in de Duitse bevolking was wat eufemistisch ‘Eindeutschung’ of ‘Rück-Germanisation’ genoemd werd. Eerst werd op kleine schaal in Polen begonnen met het selecteren van kinderen die aan de maatstaven van de rassenspecialisten voldeden, later gebeurde dat op grote schaal en ook in andere door de Duitsers bezette gebieden.
Naar schatting zijn een 20 000 Poolse kinderen naar Duitsland en dan vooral naar de ‘Oostmark’ (Oostenrijk) overgebracht en deze schatting is waarschijnlijk aan de lage kant. Betrouwbare getallen zijn er echter niet. Maar de hele procedure, van het eerste medische onderzoek tot aan de overdracht aan goed-Arische Duitse ouders, is wel bekend dankzij de intensieve speurtocht van Ines Hopfer die een aspect van de Nazi-politiek in beeld brengt waarvan weinig bekend was. Zij heeft archieven doorzocht, getuigenverklaringen in de Neurenberger rechtszaken gelezen tegen de Nazi’s die met deze rooftochten belast waren en ze heeft met enkele van deze geroofde kinderen gesproken.
Met grote toewijding heeft Ines Hopfer verslag gedaan van haar wetenschappelijke zoektocht en vol empathie schrijft ze over de kinderen die het slachtoffer werden van deze rassenwaan. Elk verhaal is anders: de kinderen kwamen uit zeer verschillende gezinnen, ze hadden verschillende leeftijden en karaktertrekken. De houding van de staf in de diverse kindertehuizen en van de adoptieouders had grote invloed op hoe het kind deze ontworteling heeft ervaren. Maar in alle verhalen komt naar voren hoe de kinderen naar huis verlangden, hoe ontheemd ze zich voelden in de onbekende omgeving, hoe bang ze waren voor de strenge straffen die ze kregen als de Duitse instructies niet stipt en onmiddellijk werden opgevolgd – en door de taalbarrière begrepen ze die vaak ook niet meteen.
Na de oorlog ging een aantal van hen weer naar hun eigen familie terug. Ze stelden zich daar heel wat van voor, maar voor velen was het een ontgoochelende gebeurtenis. Sommigen waren hun moedertaal verleerd, de anderen moesten er weer aan wennen om Pools te spreken. In Polen werden ze gezien als ‘Duitse Hitlerjugend-kinderen’, terwijl ze in Duitsland en Oostenrijk als ‘Poolse varkens’ waren gekenschetst.
Naar schatting kwam maar tussen de 15 en 20 % van de geroofde kinderen weer terug naar Polen. Dit percentage zal wat hoger liggen voor de kinderen die in Oostenrijk waren terecht-gekomen, omdat zij al de schoolleeftijd hadden bereikt en dus om terugkeer konden vragen. Er waren ook kinderen die in Duitsland wilden blijven en niet terugkeerden – en zo een nieuw moeizaam aanpassingsproces wisten te voorkomen. Maar ook deze mensen bleven zich ervan bewust hoe de Nazi-ideologie resulterend in de kinderroof hun van hun identiteit heeft beroofd.
GSB
Lees meer en discussieer mee op ons forum.