Jeroen Saris – Brief aan mijn Vader
Ik dacht dat je het wel wist….
Vader,
Op een nacht in het najaar van 1973 in een café op het Leidseplein nam Pater van Kilsdonk plaats op de barkruk naast mij. Ik was net voorzitter van de Studenten Raad van de VU geworden, waarvoor u mij een extra jaar studietoelage betaalde. Regelmatig kwam ik in het nieuws als woordvoerder van bezettingen tegen de collegegeld verhoging. Van Kilsdonk vroeg hoe het me verging in het studentenleven, zoals hij dat als studentenpastor gewend was. Al gauw kwam het gesprek op u, vader, en uw oorlogsverleden. Ik heb het u nooit verteld, denk ik. Het ging ongeveer zo. “Pas toen ik 18 was en het artikel in Vrij Nederland las, hoorde ik voor eerst van zijn NSB-verleden, en al die tijd daarvoor had hij mij niets verteld. Eerst steunde ik hem nog wel, hij mocht toch wel een tweede kans hebben in zijn leven? Maar toen ik hem wat later vroeg waarom hij niets verteld had, was zijn antwoord ‘ik dacht dat je het wel wist’. Voor mij stortte toen alles in. Ik vond hem laf, en mezelf bedrogen”. Ja vader, zo voelde ik het. Ineens stond u mijlenver van me af en vond ik dat u mijn steun niet langer verdiende. “Vanaf dat moment wilde ik niets meer met hem te maken hebben” zei ik. Van Kilsdonk probeerde het nog met: dat ik toch zoveel aan u zou kunnen hebben en dat u zo’n erudiete man was met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, en dat u vast ook veel van mij zou houden. Ik was niet te vermurwen: “Het zou beter zijn geweest als er meteen na de oorlog strenger was opgetreden tegen de NSB’ers, zelfs nog liever een bijltjesdag”. Pater van Kilsdonk gruwde ervan en probeerde me nog tot rede te brengen met: “maar dan was jij er nu niet geweest” “Zeker” antwoordde ik, “dan was ik er niet geweest, maar daar had ik dan ook geen last van gehad”.
Hier de gehele brief online lezen of downloaden (PDF)
© 2021 J. Saris