Oorlogsdreiging en geweld
In de meidagen van 1940 groeide de onzekerheid. De NSB-gezinnen werden nog meer gewantrouwd dan ervoor. Men was bang voor een ‘vijfde colonne’, verraad. Een paar duizend leden van de partij zijn om die reden opgepakt en geïnterneerd. Toen de oorlog uitbrak, betekende dat voor de NSB-ers die het Groot-Germaanse ideaal aanhingen blijdschap. De meer vaderlandsgerichte leden keurden de inval af. Tineke’s vader vocht als nationaal-socialist zelfs tegen de Duitsers. De kinderen zullen de stemming in huis terdege hebben aangevoeld, meestal zonder die te kunnen begrijpen.
Bombardementen, beschietingen en ander geweld troffen grote groepen van het Nederlandse volk. Tineke hield er achtervolgingsangsten aan over. Yvonne zegt daarover: ‘Nog lang na de oorlog (zelfs nu nog heb ik associaties) kreeg ik beelden van bombardementen als ik een vliegtuig hoorde over komen. We woonden in de oorlog in Eindhoven, dat verschillende keren “per ongeluk” gebombardeerd is en toen wij vluchtten zijn we in Hamburg terechtgekomen, dat op het eind van de oorlog ook veelvuldig gebombardeerd is.’ Net als iedereen deelden de kinderen in de angst voor bombardementen en andere oorlogshandelingen en voelden zij de onzekerheid en onmacht van de ouders aan.
De NSB en de Duitsers
Na de capitulatie meldden zich veel nieuwe leden bij de NSB.
Dat bracht ook met zich mee dat er opnieuw een grote groep kinderen betrokken raakte bij het politieke spel van de volwassenen en daar later de gevolgen van had te dragen.
Bij veel partijleden groeide teleurstelling toen bleek dat de Duitsers de NSB niet erg serieus namen. Toen de Duitsers de partij in 1941 gingen inschakelen in de hetze tegen de Oranjes en in de komende jaren in de Jodenvervolging – waarvan de bedoeling die de nazi’s hiermee hadden velen nog niet duidelijk was – kwamen bij sommige ouders en kinderen, zoals o.a. Karin schrijft, ‘twijfel en gewetensproblemen op. Sommigen zegden hun lidmaatschap op. Anderen gingen rationaliseren [beschouwden de zaak louter van de rationele kant en weigerden de emotionele en ethische aspecten in hun oordeel te betrekken] hetgeen de kinderen in verwarring bracht.’
Isolement
Het sociale isolement, waar de meeste kinderen voor de oorlog al aan gewend waren geraakt, werd steeds groter. De familie en de buurt namen steeds meer afstand. Soms kwam het zelfs tot gebruik van geweld. Tineke vertelt: ‘In 1943 werd er een baksteen door de voorruit in de kamer gegooid.Dat had misschien nog niet zo’n grote indruk op me gemaakt als niet juist mijn pas genezen baby broertje van goed 2 maanden in zijn wiegje pal voor die ruit stond. Z’n bedje lag vol splinters en mijn moeder werd hysterisch van schrik. Dat gaf mij het gevoel dat we ons leven nergens meer zeker waren, als zo’n lief klein kindje in huis al zoveel gevaar liep.’
Verblijf in Duitsland
Sommige kinderen werden naar Duitsland gestuurd om deel te nemen aan een kinderkamp. Ook Duitse kinderen uit de grote steden namen aan deze activiteiten van de Kinderlandverschickung deel, die deels bedoeld waren om kinderen uit het oorlogsgeweld te halen en deels op indoctrinatie gericht waren. Voor de Nederlandse kinderen betekende het bevrijd te zijn van de pesterijen en het isolement in Nederland. Maar het bracht tevens de scheiding van de ouders en verlies van de geborgenheid van het gezin met zich mee, vaak voor weken, soms voor maanden.
Dat gaf tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant was er het plezier, soms ook het gevoel bevoorrecht te zijn, maar het gemis van ouders en broertjes en zusjes telde vaak heel zwaar. Trees zegt hierover: ‘Je had het gevoel door je ouders in de steek gelaten te zijn en er alléén voor te staan in het leven, een gevoel dat je ook later nog parten speelde.’
Sommige kinderen, zoals Trees, gingen in Duitsland naar de Reichsschule für Mädel.
Oudere kinderen, zoals Jacques, werden voor werk naar Duitsland gestuurd, soms voor enkele jaren.
Kinderen van enkele duizenden collaborateurs die zich in het oosten vestigden (in het kader van Werkdienst Holland, de Oostcompagnie, de SS-Frontarbeiter) ondervonden de onzekerheden van een chaotische en mislukte emigratie.
Oudere Jeugdstormers werden gedwongen ingeschakeld in diverse defensieve taken. Zij moesten zich daar later over verantwoorden, terwijl er geen sprake van vrije keuze was geweest. Dat kan een diep gevoel van onmacht geven, het gevoel niet aan het lot te kunnen ontkomen.
Psychische gevolgen
Voor de meeste kinderen was de oorlog een angstige tijd. Oudere kinderen konden het leven in oorlogstijd daarentegen ook wel spannend vinden.
Gezinnen van degenen die aan de kant van de bezetters stonden, kwamen in een steeds groter isolement, zowel doordat zij door hun omgeving met wantrouwen bejegend werden als doordat velen zich daarom ook zelf al bij voorbaat gingen isoleren.
Karin merkt op: ‘Voor zover de indoctrinatie werkte, werd de oorlog goed en zinvol gevonden, al was er helaas wel ellende door. Moed was nobel, angst was laf.’
Kinderen ervoeren aan den lijve de chaos van de oorlog, de dreiging, de onmacht van de ouders of andere volwassenen om de kinderen te kunnen beschermen. Ouders verloren zodoende voor sommige kinderen hun gezag. Kinderen verloren hun vertrouwen in volwassenen, in de medemens en vaak in het leven zelf: niets was meer zeker, vanaf nu was alles mogelijk.