‘Mijn opa was een SS’er’

  • -

‘Mijn opa was een SS’er’

Mijn Opa was een SS'erHet begon bij een vraag van zijn kleinzoon Mark. ‘Opa, wat deed u in de oorlog?’ Dries van Eijk zuchtte die bewuste avond eens diep. Hij wilde dit gesprek niet, hield het al jaren met succes verborgen en toch moest het hoge woord eruit. Hij zei: ‘Ik heb in Rusland gevochten… als SS’er.’

Nu slenteren ze samen door de Amsterdamse binnenstad, de plek waar zijn opa opgroeide. Snel gaat het niet. Steeds moet de tachtigjarige Van Eijk uitrusten. Een fijne jeugd had hij niet, met een psychisch zeer labiele moeder en een vader die hem naar een tehuis stuurde. Het was een akelige tijd. “Ik droomde van een goed leven en wilde weg uit die kille omgeving. Maar waar kon ik heen?”

En toen begon de Tweede Wereldoorlog. “Al snel nam de NSB de leiding over in het tehuis en in de stad marcheerden soldaten.” Zijn kleinzoon neemt de woorden in zich op en probeert zich een beeld te vormen van die tijd, nu ruim zestig jaar geleden. “Ik had geen idee welke ramp zich voltrok. Mijn enige zorg was te vluchten uit dat tehuis en ik had geen idee waarom alle Joodse jongens zich op een dag in de bovenzaal moesten melden.” Dat hij ze daarna nooit meer zou zien, vond hij hooguit vreemd. Meer niet.

Avontuur
In 1942 ging hij zelf ook weg, met zijn vrijheid als bestemming. Net zeventien geworden, schreef hij zich – na een tip van een kennis – in bij het leger. Als groentje kwam hij bij het Freiwilligen Legion ‘Niederlande’. Dat hij daarmee koos voor de bezetter, kon hem toen niet tegenhouden. Hij zocht het avontuur en dit was zijn kans om de triestheid in de tehuizen te ontvluchten. Dries, die niks had met politiek of haatgevoelens, tekende – zonder goed na te denken – voor de Duitsers. Niet als hulpje in de keuken, nee, hij zou als frontsoldaat van de gevreesde SS ten strijde trekken. Na een opleiding trok zijn legioen op naar het rode Rusland om Stalin te ‘halen’.

“Opa, ik kan me dit zo slecht voorstellen,” merkt Mark op. “Ik ken u als een lieve man. U past helemaal niet in mijn beeld dat ik van de oorlog heb en dan met name van de SS.” De oude man naast hem knikt en voelt de schaamte voor de zoveelste maal opkomen. “Het liefst hou ik het verborgen, als een diep geheim veilig opgeborgen in de kluis van het verleden. Ik zweeg al die jaren, ook om mijn gezin te beschermen.” “Toch kan ik me er niks bij voorstellen: U, mijn opa, een overloper?” De woorden blijven even rondzingen en dan zegt Dries: “Ik wist niet wat ik deed, waar ik naartoe zou gaan en met wie. Dat is voor jou onbegrijpelijk, dat weet ik. Jij kent alle verschrikkelijke naoorlogse informatie over die tijd, maar – echt waar – voor mij was het vooral een heel domme fout.”

Loopgraven
Via Joegoslavië trok zijn Nederlandse legioen naar het Oostfront om zich op te maken voor de grote slag om Leningrad. Bij de Russische stad Narva belandde hij in de loopgraven. “Na drie maanden werd ik bevorderd tot korporaal en dat deed me best goed. Nu moest ik boodschappen overbrengen van voor naar achter. Een levensgevaarlijk baantje, want om me heen viel de een na de ander.”

“Opa, u zocht vrijheid, maar nu zat u in de Russische blubber. Voelde u zich daar niet diep ellendig?” Er valt een korte stilte. Dries, die na een herseninfarct niet meer de oude is geworden, heeft tijd nodig om zijn kleinzoon te antwoorden. Niet alleen om de onrust in zijn hoofd de baas te blijven, maar ook omdat alles hem meer moeite kost: lopen, denken en praten. “Weet je, je bent in het heetst van de strijd alleen met overleven bezig. Vreemd genoeg vroeg ik me toen niet af waar ik aan begonnen was. Dat kwam pas later.”

Nu ligt een bijna witte haardos op zijn ronde hoofd. Rode adertjes lopen overal over zijn lichtroze gezicht en er hangt een soort permanente glimlach om zijn mond. Het geeft hem iets gemoedelijks. Toch zit er meer achter zijn nog altijd scherpe ogen, waar het soms flink kan stormen. Naast intense liefde voor zijn familie, drukt zijn oorlogsverleden nog zwaar op zijn gemoedsrust.

Wond
De herinnering aan zijn verleden uitwissen? Nee, dat lukt niet meer. Ook weet hij dat zijn kleinzoon nooit helemaal kan begrijpen waarom hij juist voor de SS koos. Zijn gedachten zullen tot zijn dood gevuld blijven met oude beelden. Flarden van oorlogsleed, schuldgevoelens, angst en pijn. Naast de psychische last zit daar die wond, dat opvallende litteken, rechts, iets onder zijn ribbenkast. Dries denkt terug aan die bloedhete zomer van ‘44. Na een rustig begin aan het front begonnen de Russen die zomer met een nieuw offensief.

Het bruggenhoofd in Narva werd van achter aangevallen en omsingeld, waarna het Nederlandse legioen er ongenadig van langs kreeg. “De Russen waren ineens overal en slachtten de meeste mannen af. Ik stond ineens oog in oog met een tank en voor ik het wist, dreunde een zware granaatklap tegen mijn rug.” Bijna overleed Dries die bloederige augustusdag. Bijna. “Ik zie het als een wonder dat ik – hevig bloedend – weg kon strompelen van het slagveld. Het scheelde maar een haartje of ik was er geweest én jij was nooit geboren!”

Meer dood dan levend bereikte hij een veilig veldhospitaal en pas maanden later, toen het Derde Rijk overmeesterd was, verliet hij het ziekenhuis. Enkele overgebleven granaatsplinters in zijn lichaam bezorgden hem de rest van zijn leven veel pijn. Hij voelde het als een soort ‘beloning’ voor zijn keuze.

“Via Dresden en Keulen ben ik terug naar het bevrijde Nederland gegaan,” vertelt de oorlogsveteraan als er in de binnenstad van Amsterdam een brandweer met sirenes langs komt loeien. Bij het Joods Historisch Museum stappen opa en kleinzoon naar binnen. “Ik snapte ook wel dat ik niet met open armen binnengehaald zou worden, maar ik wilde weten hoe het met mijn familie ging.” Dat hij bij de grens direct ingerekend werd en in een Baarns heropvoedingskamp terechtkwam, nam hij op de koop toe. “Ik kon ze alleen vertellen wat ik als frontsoldaat had gezien. Van de NSB of Jeugdstorm was ik nooit lid geweest en met die vreemde Hitler had ik al helemaal niks.”

Uitroeien
In het museum, 61 jaar na de oorlog, komt het gesprek op de duivelse ideeën van de Duitse top het Joodse volk te vernietigen, de Endlösung. Dan lopen ze door naar de Plantage Middenlaan en komen ze in de Hollandse Schouwburg. Van hieruit werden de Joden gedeporteerd naar kamp Westerbork en nu houdt een permanente tentoonstelling de herinnering aan die gitzwarte periode levend. Dries kan de zwart-wit foto’s maar moeilijk onder ogen zien. Hij wil hier niet te lang blijven.

“Door boeken te lezen en verhalen te horen van overlevenden ben ik gaan inzien waar ik aan meegewerkt heb.” Hij kijkt Mark indringend aan. “Van het vechten tegen de Russen heb ik veel minder spijt dan van het feit dat ik aan de kant stond van figuren die Gods volk wilden uitroeien. Daar schaam ik me diep voor.”

De jaren na de oorlog, na het uitzitten van zijn straf, worstelde Van Eijk met zijn verleden. Toch moest ook hij zijn leven weer oppakken. “Als snel ontmoette ik je oma,” vertelt hij met een grijns als ze over het Daniël Meijerplein drentelen. Het stel trouwde in 1954 en kreeg drie dochters. Dries: “We zochten naar zingeving en zo ontmoetten we Jehova’s, Mormonen en weet ik niet wie. Ik zocht rust, ook om alles een plekje te geven.”

Gezondigd
Zijn vrouw Ria kwam in het Engelse kerkje in de Amsterdamse Begijnhof tot geloof en Dries ontdekte – eerder al – door gesprekken met christenen de Waarheid. “Ik kon alleen als David roepen: ‘Tegen U, U alleen heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen…’ Naast mijn berouw leerde ik Gods genade accepteren, ook voor mij.”
Daarnaast ontdekte hij iets bijzonders. Zijn wenkbrauwen veren op en maken zijn ogen groter. Dan op enthousiaste toon: “Ineens zag ik het, ik ontdekte door bijbelgedeelten de rol van Gods volk, Zijn oogappel. Ik begon een liefde te ontwikkelen voor de Joden.”

“Was dit ook om uw schuldgevoel weg te werken,” vraagt Mark dan. “Misschien wel,” erkent opa, “maar zeker niet alleen, want nog altijd ben ik geboeid door Gods trouw: Hij laat Zijn volk niet los!” Bij het monument van de Februaristaking, staan ze weer even stil. “Op deze plek zetten de Duitsers honderden Joden op transport naar de concentratiekampen. Tijden later, begin jaren tachtig, waren je oma en ik hier ook. We demonstreerden voor de vrijlating van Russische Joden. Mijn verleden terugdraaien, lukt helaas niet, maar ik ben me wel gaan inzetten voor het Joodse volk. Ook begon ik te bidden voor de vrede van Jeruzalem.”

Opa en kleinzoon lopen rustig terug. Het was een lange dag en hun hoofden zitten vol. “Na de oorlog zei men: ‘Dit nooit meer!’ zegt Dries als ze het ooit zo Joodse hart van de hoofdstad verlaten. “Langzaam sterft mijn generatie uit en kan je alleen nog lezen over die tijd. Het is goed dat je weet van mijn verleden, zodat jij ook kunt zeggen: ‘Dit nooit meer’!”
Nederlanders in Duitse dienst: Binnen de zogenaamde Waffen-SS zaten maar liefst ruim 22.000 landgenoten en daarmee zorgde ons land (samen met de Baltische staten) voor relatief het grootste aandeel van Europa. Dries van Eijk zat bij het Freiwilligen Legion ‘Niederlande’, terwijl anderen in pantserdivisies terecht kwamen.
Bron:


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch