Uitspraak rechtbank ‘s-Gravenhage inzake kopieën niet openbare archiefstukken
Het bestuur van SWH houdt zich al geruime tijd achter de schermen bezig om tegen deze uitspraak in verweer te komen om een andere uitkomst te bewerkstelligen. Dit mede na aanleiding van de vele verontrustende berichten van lotgenoten met negatieve ervaringen bij de verschillende archieven in Nederland. Er hebben al verschillende gesprekken plaatsgevonden met diverse instanties waaronder natuurlijk als belangrijkste orgaan het Nationaal Archief en er zullen er nog vele volgen. uiteindelijk zijn wij zover dat wij een officieel en openlijk bezwaar hebben ingediend, (deze brief is te lezen op ons forum) om te beginnen bij het Nationaal Archief zelf in verband met de juridische rechtsgang. Wij houden u vanaf vandaag op de hoogte via het forum. Hebt u zelf vragen over dit item, dan kunt u natuurlijk altijd contact met ons opnemen.
De uitspraak vindt u hieronder:
Zoekresultaat – inzien document : ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6610
Instantie: Rechtbank ‘s-Gravenhage
Datum uitspraak: 22-02-2012
Datum publicatie: 05-09-2012
Zaaknummer: AWB 11/5255
Rechtsgebieden: Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Archiefwet. Beroep ongegrond. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen besluiten geen kopieën te verstrekken van niet-openbare archiefstukken uit het voormalige politiearchief.
Vindplaats: www.Rechtspraak.nl
UITSPRAAK:
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5255
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. W.G.C. Wijsman).
Procesverloop
Op 30 maart 2010 heeft eiser verweerder verzocht om kopieën van niet-openbare archiefstukken (inventarisnummers [nummer a], [nummer b], [nummer c] en [nummer d]) uit het voormalig politiearchief van de Gemeentepolitie van Den Haag (beheersnummer [beheersnummer]).
Bij besluit van 29 november 2010 heeft verweerder besloten geen toestemming te verlenen voor het maken van niet-geanonimiseerde kopieën uit inventarisnummers [nummer a], [nummer b], [nummer c] en [nummer d] uit het archief van de Gemeentepolitie. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 2 januari 2011 bezwaar gemaakt.
Op 13 december 2010 heeft eiser om kopieën van niet-openbare archiefstukken (inventarisnummers [nummer e], [nummer f] en [nummer g]) uit het voormalig politiearchief van de Gemeentepolitie van Den Haag (beheersnummer [beheersnummer]) gevraagd.
Bij besluit van 20 januari 2011 heeft verweerder besloten geen toestemming te verlenen voor het maken van niet-geanonimiseerde kopieën uit inventarisnummers [nummer e], [nummer f] en [nummer g]) uit het voormalig politiearchief van de Gemeentepolitie. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 3 februari 2011 bezwaar gemaakt.
Op 18 april 2011 is eiser gehoord omtrent zijn bezwaar door de Adviescommissie bezwaarschriften.
Bij besluiten van 19 mei 2011 heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 16 mei 2011, de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten heeft eiser bij brief van 20 juni 2011 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op grond van het bepaalde in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, met toestemming van eiser, kennis genomen van voornoemde archiefstukken.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 12 januari 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder verschenen drs. [X].
Overwegingen
1 Verweerder heeft geen toestemming verleend tot het kopiëren van niet-geanonimiseerde stukken uit de voornoemde inventarisnummers uit het archief van de Gemeentepolitie, nu aan de openbaarmaking van deze stukken beperkingen zijn gesteld in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van in deze stukken vermelde personen. Verweerder heeft eiser evenwel aangeboden de desbetreffende stukken in geanonimiseerde vorm te verstrekken.
2.1 Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en heeft daartoe in beroep – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Hij kan geen genoegen nemen met kopieën van geanonimiseerde archiefstukken. Verweerder heeft geen verweerschrift geleverd voor de hoorzitting van de Adviescommissie bezwaarschriften. Daardoor is hem de mogelijkheid onthouden daarop vooraf schriftelijk of tijdens de hoorzitting te reageren. Volgens eiser is de Adviescommissie bezwaarschriften mogelijk te meegaand geweest ten aanzien van hetgeen namens verweerder tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder hem destijds bij besluit van 2 november 1999 alsnog ontheffing heeft verleend en tevens heeft toegestaan om fotokopieën te maken. De openbaarheid van het politiearchief was in 1999 beperkt tot 70 jaar. Volgens eiser lijkt het er op dat verweerder de beperking van de openbaarheid van politiearchief wenst op te rekken naar 75 jaar. Naar de mening van eiser bevatten de betreffende archiefstukken weinig privacygevoelige informatie over mogelijk nog levende personen. De kopieën zijn van groot belang voor zijn onderzoek naar de SD’er [naam SD’er]. Eiser wil uitzoeken of [naam SD’er] mogelijk meer personen heeft laten fusilleren. Ten slotte heeft eiser gevraagd om kopieën uit inventarisnummer [nummer h] in het archief van de voormalige Gemeentepolitie van Den Haag (beheersnummer [beheersnummer]).
2.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Ingevolge artikel 14 van de Archiefwet 1995 (Archiefwet) zijn de archiefbescheiden die in een archiefbewaarplaats berusten, behoudens het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17, openbaar. Ieder is, behoudens de beperkingen die voortvloeien uit het in die artikelen bepaalde, bevoegd die archiefbescheiden kosteloos te raadplegen en daarvan of daaruit afbeeldingen, afschriften, uittreksels en bewerkingen te maken of op zijn kosten te doen maken.
3.2 Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Archiefwet kan de zorgdrager bij de overbrenging van de in artikel 1, onder c 1° en 2°, bedoelde archiefbescheiden, na advies van de beheerder van de archiefbewaarplaats, slechts beperkingen aan de openbaarheid stellen voor een bepaalde termijn en met het oog op:
a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. het belang van de Staat of zijn bondgenoten;
c. het anderszins voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel van derden.
3.3 Ingevolge het derde lid van dat artikel kan de zorgdrager ten aanzien van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden, kan, gehoord degene op wiens last de archiefbescheiden zijn overgebracht, de ingevolge het eerste of het tweede lid aan de openbaarheid gestelde beperkingen opheffen, dan wel ten aanzien van een verzoeker buiten toepassing laten, indien het belang van de gestelde beperking niet opweegt tegen diens belang tot raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden.
3.4 Ingevolge artikel 15, vierde lid van de Archiefwet hebben ingevolge het eerste of het tweede lid aan de openbaarheid gestelde beperkingen geen betrekking op archiefbescheiden die ouder zijn dan vijfenzeventig jaar, tenzij door Onze minister dan wel, indien het archiefbescheiden betreft voor de bewaring waarvan een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats is aangewezen, door gedeputeerde staten anders wordt beslist.
3.5 Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Archiefwet stelt de beheerder van een archiefbewaarplaats de daar berustende archiefbescheiden aan de verzoeker ter raadpleging of gebruik beschikbaar met inachtneming van de aan de openbaarheid gestelde beperkingen.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
4.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 11 maart 2003 heeft besloten het archief van de voormalige Gemeentepolitie Den Haag 1827-1994 over te brengen naar de archiefbewaarplaats, het Haags Gemeentearchief. Daarbij heeft verweerder met toepassing van artikel 15 van de Archiefwet beperkingen gesteld aan de openbaarheid van de archiefbescheiden, hetgeen inhoudt dat de archiefbescheiden die eiser in kopie wenst te verkrijgen eerst vijfenzeventig jaar na het ontstaan van de desbetreffende bescheiden openbaar worden.
4.2 Verweerder heeft bij de beperking van de openbaarheid de maximale termijn van vijfenzeventig jaar die krachtens de Archiefwet kan worden gesteld aangehouden. Eisers betoog dat verweerder de beperking van de openbaarheid heeft opgerekt van zeventig naar vijfenzeventig jaar, faalt reeds om die reden. Niet valt in te zien waarom verweerder de beperking van deze archiefbescheiden niet mag vaststellen op vijfenzeventig jaar.
4.3 Verweerder heeft aan eiser een ontheffing verleend voor het inzien van archiefbescheiden die betrekking hebben op de aanhouding, gevangenhouding en executie van zijn vader op [datum] 1945. Het is eiser toegestaan de relevante stukken in te zien en voor zichzelf aantekeningen te maken bij het raadplegen van deze stukken. De verkregen informatie is voor eigen gebruik, om te weten te komen wat zijn vader destijds is overkomen, om te achterhalen wie verantwoordelijk waren voor de aanhouding en het fusilleren van zijn vader en om de naam van zijn vader te zuiveren, opdat zijn vader niet (langer) ten onrechte als misdadiger/plunderaar bekend staat.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat uit de beperking van de openbaarheid van de in dit geschil onderhavige stukken in beginsel voortvloeit dat daarvan geen kopieën kunnen worden verstrekt. Door het zonder meer verstrekken van kopieën van deze archiefbescheiden zouden de aan de openbaarheid gestelde beperkingen immers worden opgeheven. De beperking van de openbaarheid is nu juist gesteld met het oog op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de in deze stukken genoemde personen. De omstandigheid dat eiser, zoals hij ter zitting naar voren heeft gebracht, zorgvuldig zal omgaan met deze stukken en hij deze slechts voor zijn onderzoek zal gebruiken, doet daar niet aan af. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat indien kopieën van niet-openbare archiefstukken worden gemaakt en deze het Haags Gemeentearchief verlaten het toezicht op deze niet-openbare archiefstukken niet langer meer kan worden uitgeoefend.
4.5 Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid kunnen besluiten om de bij overbrenging van het archief van de voormalige Gemeentepolitie Den Haag opgelegde beperking van openbaarheid niet buiten toepassing te laten. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de desbetreffende stukken, stelt de rechtbank, gezien de inhoud en de aard van deze stukken, vast dat de stukken gegevens bevatten over personen en gebeurtenissen die losstaan van eisers onderzoek naar zijn vader en diens lotgenoten. Deze personen zijn mogelijk nog in leven en hebben een groot belang bij bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. De rechtbank acht het van belang hierbij op te merken, dat naar haar oordeel de persoonlijke levenssfeer van overledenen overigens ook niet, dan wel niet per definitie, eindigt met de dood van degenen wiens gegevens het betreft. Verweerder heeft het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de in deze stukken genoemde personen zwaarder kunnen laten wegen dan het belang dat eiser heeft met het beschikken over kopieën van de archiefstukken.
4.6 Verweerder heeft kunnen volstaan in het aanbieden van geanonimiseerde kopieën van de betreffende niet-openbare archiefstukken. Anders dan eiser stelt wordt hij daardoor niet belemmerd in de voortzetting van zijn onderzoek. Eiser heeft immers inzage gekregen in de stukken en het is hem toegestaan om aantekeningen uit die stukken te maken. Eiser heeft tevens de mogelijkheid de stukken nogmaals in te zien. De omstandigheid dat eiser ervoor wil waken dat hij bij het overnemen van gegevens ter plekke in het Haags Gemeentearchief fouten maakt en hij aldaar niet altijd de tijd heeft om alle stukken in zijn geheel door te nemen omdat daar veel tijd mee gemoeid is, leidt niet tot een andere conclusie.
4.7 De omstandigheid dat eiser destijds in 1999 wel kopieën van niet-openbare archiefbescheiden heeft gekregen, kan er niet toe leiden dat ook thans aan eiser kopieën van de door hem gevraagde niet-openbare archiefbescheiden dienen te worden verstrekt.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd uiteengezet dat verweerder in 1999 heeft besloten dat eiser uit het politiearchief inventarisnummers [nummer], [nummers], [nummers], [nummers] en [nummer] mag inzien. Aan deze ontheffing was nadrukkelijk de voorwaarde verbonden dat eiser alleen kopieën, afschriften, aantekeningen en dergelijke mag maken van archiefbescheiden die direct betrekking hebben op zijn vader. Geen bezwaar bestaat tegen het maken van kopieën die betrekking hebben op de vader van eiser, mits de gegevens van andere personen die in deze archiefstukken worden genoemd en nog in leven zijn of waarvan het niet duidelijk is of deze personen nog in leven zijn, worden afgeschermd (geanonimiseerd). Verweerder stelt dat indien in 1999 kopieën van archiefstukken uit het politiearchief zijn verstrekt waarin namen staan vermeld van personen die nog in leven zijn of waarvan het niet duidelijk is of deze personen nog in leven zijn, dit abusievelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanleiding aan deze stelling te twijfelen. Voor zover dergelijke kopieën zijn verstrekt, kan eiser daaraan geen rechten ontlenen. Volgens vaste jurisprudentie is een bestuursorgaan immers niet gehouden eenmaal gemaakte fouten te herhalen.
4.8 In hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd is geen reden gelegen voor een andersluidend oordeel. Er bestaat geen rechtsregel die verweerder verplicht voorafgaande aan een hoorzitting in bezwaar een verweerschrift over te leggen. Voorts is de rechtbank gebleken dat het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften zorgvuldig tot stand is gekomen, zodat verweerder het advies aan de besluiten ten grondslag heeft mogen leggen.
4.9 Voor wat betreft eisers verzoek om toestemming tot het verkrijgen van kopieën uit inventarisnummer [nummer h] in het archief van de voormalige Gemeentepolitie van Den Haag overweegt de rechtbank dat eiser zich met dat verzoek dient te wenden tot verweerder, nu verweerder het bevoegde bestuursorgaan is die op dat verzoek dient te beslissen. Dit verzoek staat los van de onderhavige beroepsprocedure.
5 Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing: De rechtbank ‘s-Gravenhage “verklaart het beroep ongegrond”.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
(Lees onze schriftelijke reactie en discussieer mee op ons forum)