- Kinderen van ‘foute’ ouders zijn van begin af aan uitgesloten door hun generatiegenoten. Tijdens en kort na de oorlog werden ze op grote schaal gemeden, gepest en uitgescholden door klasgenootjes en buurtkinderen.
- Van de respondenten heeft 42 procent een traumatische vlucht naar Duitsland meegemaakt, terwijl 10 procent in Nederland onderdook, uit angst voor de wraakzucht van de Nederlandse bevolking.
- De ouders werden op grote schaal opgepakt en geïnterneerd. Van de kinderen verdween 16 procent ook enige tijd achter prikkeldraad, terwijl 24 procent in een tehuis of pleeggezin werd gestopt.
- De materiële voorwaarden om na het uitzitten van de straf een nieuwe start te maken, waren belabberd. Dit omdat huizen en bezittingen van de meeste oud-NSB’ers in beslag waren genomen en zij zeer moeilijk aan werk konden komen.
- De door de Nederlandse regering beoogde herintegratie van de voormalige NSB’ers in de maatschappij mislukte op grote schaal. 75 procent was niet langer maatschappelijk actief. Ook hun kinderen leerden om teruggetrokken te leven. Binnen het gezin drukte ‘de oorlog’ zwaar op de onderlinge relaties en de ontwikkeling van de kinderen.
- Van de respondenten voelt 59% zich gehinderd in zijn opleidingskansen en 49% waar het beroepsmogelijkheden betreft. 75% ervaart hinder bij het aangaan en onderhouden van persoonlijke relaties.
- 85 procent heeft na de oorlog te maken gekregen met psychische klachten, variërend van faalangst en sociale fobie tot depressie en zelfs suïcide.
- Voor 57 procent is de Nationale Dodenherdenking op 4 mei een emotioneel zwaar moment.
- De respondenten vinden voor 92 procent dat zij een hoge prijs betalen voor het verleden van hun ouders.
- 62 procent van de respondenten verlangt van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie een diepgaand historisch onderzoek naar de lotgevallen van de kinderen van ‘foute’ ouders.
Door: Bas Kromhout
Bron: Historisch Nieuwsblad