Terug in Nederland wachtte de NSB’ers geen warm onthaal. Direct na de bevrijding werden ‘foute’ Nederlanders massaal opgepakt en geïnterneerd in geïmproviseerde kampen. Van de kinderen verdween 16 procent ook enige tijd achter prikkeldraad, totdat voor hen opvang beschikbaar kwam. Toen mevrouw Weidema – Gall – nu 71, toen 13 – met haar moeder en broer werd gerepatrieerd uit Duitsland, werd het drietal op doorreis bij Parijs opgepakt en naar Vught gebracht. ‘Daar werden we eerst met z’n elven tegelijk in een wc opgesloten. Vervolgens in een gebouw van de Bata-schoenenfabrieken. Mijn broer kwam apart te zitten. We kregen weinig te eten; mijn broer had erge honger.’

De grootste groep NSB-kinderen, 26 procent van de respondenten, werd opgevangen door familie, terwijl 22 procent gewoon thuisbleef bij moeder, als die niet was opgepakt. De respondenten moesten hun vaders gemiddeld twee jaar en een maand missen. Zware gevallen bleven vijf jaar of meer in gevangenschap, hetgeen gold voor één derde van de vaders. De moeders, die naast hun NSB-lidmaatschap meestal geen andere delicten hadden gepleegd, werden gemiddeld een jaar en twee maanden vastgehouden.

Kinderen die onverzorgd dreigden achter te blijven werden toevertrouwd aan het Bureau Bijzondere Jeugdzorg (BBJ), dat door de Nederlandse regering speciaal voor dit doel was opgericht. Ook mevrouw Weidema-Gall en haar broer kwamen uiteindelijk terecht in een kinderkamp. ‘We kregen er luizen, uitslag en slecht eten. Er werden voor kleine dingen zware straffen uitgedeeld. Kleine kinderen gingen dood door slecht eten en gebrek aan verzorging.’

Sommige kinderen bezochten hun ouders in het kamp. Dat was voor velen een schokkende ervaring, want mishandeling en ondervoeding waren er aan de orde van de dag. Een nu 73-jarige vrouw uit Uithoorn gaf haar gevangen ouders stukjes chocolade. ‘Dat moest stiekem gebeuren, anders werden ze geslagen waar ik bij was en moest ik weg. Dat was vreselijk, dus dan deed ik het niet meer. Maar ze hadden zo’n honger, mijn ouders wogen elk maar veertig kilo. Altijd ging ik alleen. Ik was heel erg eenzaam en bang, en ging altijd huilend weer naar huis.’

Nadat de ouders uit de internering waren teruggekeerd, moesten ze proberen hun leven weer bijeen te rapen. De meeste gezinnen werden herenigd, maar soms had een van de familieleden de oorlog niet overleefd. Van de 229 respondenten waren drie vaders gesneuveld aan het oostfront en twee krijgsgevangen. Vijf vaders waren doodgeschoten door het Nederlandse verzet. In vier gevallen was de vader tijdens de internering bezweken aan ziekte en uitputting. Kinderen die voortkwamen uit een verhouding tussen een Duitse soldaat en een Nederlandse vrouw zagen hun vader meestal nooit meer. Soms stond de moeder het kind af en moest het als wees verder.

Door: Bas Kromhout
Bron: Historisch Nieuwsblad


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch